Mei 2006
Met
een schokje besef ik ineens dat ik al een week overtijd ben. Dat is nog nooit
gebeurd. Ik twijfel geen moment. Ik weet het heel zeker. Even slaat de paniek
toe. Wat nu? Kan ik dit wel? Ik word zenuwachtig. De volgende dag loop ik door
de stad en wandel ik de drogist binnen. Een zwangerschapstest. Met een kleur op
mijn wangen reken ik af. Deze test gaat mijn leven veranderen. Ik heb het
gevoel dat iedereen het ook aan me ziet. De test blijkt positief te zijn, maar
dat is geen verrassing. De paniek glijdt van me af. Dit is tenslotte wat ik al
die tijd wilde. En wat er ook gebeurt: er groeit een kindje in mij. Ik breng
een bezoekje aan mijn huisarts, die vraagt waar ik voor kom. “Ik ben zwanger”
lach ik zenuwachtig.
Na
ruim elf weken krijg ik mijn eerste echo. Ik ben zenuwachtig. Vanavond krijg ik
mijn kindje voor het eerst te zien. Maar op de uitwendige echo is niks te zien
en op de inwendige echo is te zien dat er wel iets zit, maar geen kloppend
hartje. Ik ben niet eens verbaasd. Eigenlijk had ik dit wel gevoeld, maar ik
hoopte zo dat het mijn eigen onzekerheid zou zijn. Dat ik me zou vergissen. De
volgende dag zit ik weer bij de huisarts. Ik laat de papieren van het
echobureau zien. “Hoe is dit voor jou?” vraagt de dokter. Ik haal mijn
schouders op. Ik weet eigenlijk niet wat ik voel. Ik ben wel verdrietig, maar of
het al helemaal tot me doorgedrongen is weet ik niet. “Jammer…” zeg ik. Op dat
moment breek ik. De emoties die ik gister miste komen nu alsnog. Ik fiets naar
huis en bel een vriendin. Daarna bel ik mijn werk, dat ik niet meer terugkom
vandaag. Ik had gezegd dat ik even naar de dokter ging en dan terug zou komen.
Maar dat gaat niet.
De
rest van de dag is het veel huilen en de dagen erna krabbel ik langzaam weer
op. Tot het moment dat ik in het ziekenhuis word opgenomen voor de curettage.
Ik lig in bed te wachten en te wachten. Af en toe slaap ik wat. Als ik wakker
word zit mijn vriend steeds aan mijn bed. Wat er ook gebeurd is en wat er ook
nog gaat gebeuren: op dit moment is hij er voor me en daar ben ik oneindig blij
mee. Als ik naar de OK wordt gebracht en afscheid moet nemen schiet ik vol. Ik
blijf maar huilen en de mensen in de OK zijn ontzettend lief voor me. Ook dat
vergeet ik nooit meer. Iemand aait over mijn hoofd, een ander streelt mijn
hand. Natuurlijk, het kindje in me leeft niet, natuurlijk, het moet eruit. Maar
dit is dan toch echt het moment dat het definitief wordt. Wat een verdriet.
Daar had ik helemaal niet meer op gerekend. Ik dacht: dit doen we even. Maar zo
was het niet. Ik krijg een doorzichtig kapje op mijn gezicht voor wat zuurstof.
Als ik wakker word ben ik in de uitslaapkamer. Opnieuw tranen. En als mijn
vriend me komt ophalen, huil ik opnieuw. Dan is het op.
Na
een poosje koop ik een mooie doos. Er verdwijnen wat spulletjes in. De foto’s
van de echo, waar niks op staat, maar die ik niet kan weggooien. De
babykleertjes die ik al had. De kaarten van vriendinnen. De e-mails die ik heb
gekregen, toen ik zwanger was en toen ik liet weten dat het niet goed was. Ik
schrijf een stukje op mijn weblog en begin met het gedichtje uit het boek “Jij
bent de liefste”.
“Een zucht is onzichtbaar
Net als de wind
De nacht is onzichtbaar
Als de dag begint.
Onzichtbaar zijn de dingen
Die ik kwijt ben
Die ik nooit meer vind
Maar met mijn ogen dicht
Zie ik alles wat mijn hoofd
verzint.”
De
reacties op dit logje zijn fantastisch. Van bekenden en van onbekenden. Wat
fijn dat mensen op dit moment zo meeleven.
Af
en toe doe ik de doos weer open, om nog eens te kijken, te lezen. Elke keer
merk ik dat het iets beter gaat.
Een
half jaar later lig ik weer op de tafel van het echocentrum. Ik ben negen weken
zwanger. Mijn hart gaat tekeer. Ik durf nergens op te hopen, heb mijn gevoel
dat het deze keer echt wel goed zit, heel diep weggestopt. Maar als ik opeens
een baby’tje zie op het scherm met alles erop en eraan, ben ik verbijsterd.
Ongelooflijk! Niks donker, leeg scherm, maar ik zie gewoon een minibaby’tje. De
angst diep in mij brokkelt langzaam af. En dan begint het genieten. Ik denk nog
wel eens aan dat kindje dat geen kans heeft gekregen, dat verdriet gaat nooit
helemaal weg. Maar als ik een jaar na mijn miskraam Dunya in mijn armen houd
kan ik niet anders dan er vrede mee hebben. En dan komt er een heel ander
gedichtje in me op:
“Ik zoek een woord
Een heel nieuw woord
Een woord dat niemand kent
Ik zoek een woord
Dat zeggen wil
Dat jij de liefste bent…”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten