Geschokt kijk ik naar de
televisie. De beelden van het busongeluk in Zwitserland zijn verbijsterend.
Gedurende de dag heb ik nauwelijks de tijd gehad om even echt te kijken en te
lezen wat er precies gebeurd is en nu dringt de afschuwelijke werkelijkheid
ineens in alle hevigheid tot me door. Wat verschrikkelijk, al die kinderen die
omgekomen zijn. Wat vreselijk voor die ouders, voor de kinderen die erbij
waren, voor de leerkrachten, voor de school. Voor alle mensen die iemand
verloren zijn, voor al die mensen die getuige waren… Voor iedereen die erbij
betrokken is of zich betrokken voelt. Onvoorstelbaar… wat een leed… Je kind
verliezen… Je weet dat het kan, altijd. Maar elke keer dat er zo’n confrontatie
is, staat mijn hart even stil.
Dan staat Dunya naast me. Tot
haar dringt die werkelijkheid nog niet door. Ze vindt die bus er wel
interessant uitzien. Ik druk de tv uit. “Kom, we gaan eten!” Even iets anders,
even alleen aan mijn eigen kind denken. Het heeft geen zin om haar met dit
soort dingen te confronteren denk ik dan nog. Maar als we aan tafel zitten
vraagt Dunya opeens: “Wat is er dan met die bus gebeurd?” Ze heeft wel in de
gaten dat er iets mis is. “De bus is gebotst…” zeg ik. “Er zaten heel veel kinderen
in die bus!” Met grote ogen kijkt ze me aan. Ik weet dat ze nu de link gaat
leggen. De radertjes in haar hoofd zie ik hard werken. En dan vraagt ze: “Zijn
die kinderen nu dood?” Ik wist dat die vraag ging komen. Botsen, dat deed de
mama van een vriendinnetje ook. Dus ze weet wat de gevolgen kunnen zijn. Zo
klein als ze is. Ik knik. “Ja, heel veel kinderen zijn dood gegaan…” fluister
ik met tranen in mijn ogen. Dunya heeft ook tranen in haar ogen. “Dat is heel
erg!” roept ze geschrokken. “Ja” zeg ik. “Dat is heel erg”. We eten rustig
verder. Allebei in gedachten bij die vreselijke gebeurtenis. “Zaten er alleen
kindjes in de bus? Geen mama’s?” vraagt ze dan. Ik denk even na. “Volgens mij
geen mama’s. Wel meesters en juffen. En heel veel kinderen…” Dunya vraagt of de
meesters en juffen ook dood zijn. “Ja, de meesters en juffen ook. En er zijn
heel veel kinderen in het ziekenhuis…” vertel ik. “Maar dan hebben die papa’s
en mama’s geen kindjes meer!” roept Dunya opeens uit. Ze kijkt me aan. Ondanks
dat ze weet dat ze gelijk heeft, hoopt ze op een ander antwoord. Maar ik kan
alleen maar knikken. “Oooh!” zegt ze verdrietig. “Dat is wel heel zielig voor
die papa’s en mama’s!”
Als ik haar even later
naar bed breng hou ik haar nog even stevig vast. Wij hebben elkaar nog! Nog
geen half jaar geleden besefte ik ineens dat dat niet vanzelfsprekend is. Toen
de mama van een ander klein meisje omkwam bij een ongeluk. Dat heeft me niet
meer losgelaten. Dunya ook niet. Meer dan ooit besef ik dat we onze tijd samen
goed moeten besteden. Eruit halen wat erin zit. Van elkaar genieten.
Tegelijkertijd waakzaam zijn dat ik haar niet teveel ga beschermen. Dit soort
ongelukken zijn vreselijk. Maar ik kan er niet voor zorgen dat haar niks zal
overkomen. Het enige wat ik kan doen is nu de juiste keuzes maken. Kiezen voor
haar en voor mezelf. Zoveel mogelijk tijd samen doorbrengen. En goed voor
mezelf zorgen, zodat Dunya een mama heeft die energie en aandacht voor haar
heeft. Dat is een moeilijke opgave. Het lukt natuurlijk niet altijd. Maar het
mag nooit meer andersom worden. Dat ze meestal een gespannen moeder thuis
heeft. Die tijd heb ik achter me gelaten. Ik ben op de goeie weg met het zoeken
naar een baan waar we allebei blij van worden.
Dunya heeft de eerste dagen erna niet
meer over het busongeluk gepraat. Maar ik weet zeker dat er een moment zal komen dat
ze er weer over begint. Ze heeft het ergens opgeslagen en als ze er over wil
praten komt ze er wel mee. Ze is slim, dat kleine meisje van me. Dat ik dat
goed heb ingeschat merk ik als we Ahoy uitkomen, na een geweldig concert van
K3. We zijn in een jubelstemming en ik koop een grote K3 ballon voor Dunya. “Ik
wil er twee” zegt ze dan. Ik kijk haar verbaasd aan, dat is niks voor haar om
meer te willen als ze zoiets krijgt. Voordat ik iets kan zeggen voegt ze eraan
toe: “Ook eentje voor de kinderen in de bus. Die dood zijn gegaan!” Daar staan
we op een druk plein, met veel mensen om ons heen. Ik kniel bij haar neer. “Dat
is heel lief van je, maar dat hoeft echt niet. Weet je nog dat andere kinderen
dat hebben gedaan? Dat is genoeg. Dat je aan ze denkt is al heel lief van je!”
Ze legt zich neer bij deze uitleg. Het is goed zoals ze ermee bezig is. Ik weet
ook dat ik de dingen die me aangrijpen niet voor haar moet verbergen. Ze voelt
aan dat er iets is en ze kan er bang van worden als ze niet weet wat. Bovendien
begrijpt Dunya met haar vier jaar veel meer dan ik af en toe denk.