vrijdag 23 maart 2012

Wat zielig voor die papa's en mama's!


Geschokt kijk ik naar de televisie. De beelden van het busongeluk in Zwitserland zijn verbijsterend. Gedurende de dag heb ik nauwelijks de tijd gehad om even echt te kijken en te lezen wat er precies gebeurd is en nu dringt de afschuwelijke werkelijkheid ineens in alle hevigheid tot me door. Wat verschrikkelijk, al die kinderen die omgekomen zijn. Wat vreselijk voor die ouders, voor de kinderen die erbij waren, voor de leerkrachten, voor de school. Voor alle mensen die iemand verloren zijn, voor al die mensen die getuige waren… Voor iedereen die erbij betrokken is of zich betrokken voelt. Onvoorstelbaar… wat een leed… Je kind verliezen… Je weet dat het kan, altijd. Maar elke keer dat er zo’n confrontatie is, staat mijn hart even stil.

Dan staat Dunya naast me. Tot haar dringt die werkelijkheid nog niet door. Ze vindt die bus er wel interessant uitzien. Ik druk de tv uit. “Kom, we gaan eten!” Even iets anders, even alleen aan mijn eigen kind denken. Het heeft geen zin om haar met dit soort dingen te confronteren denk ik dan nog. Maar als we aan tafel zitten vraagt Dunya opeens: “Wat is er dan met die bus gebeurd?” Ze heeft wel in de gaten dat er iets mis is. “De bus is gebotst…” zeg ik. “Er zaten heel veel kinderen in die bus!” Met grote ogen kijkt ze me aan. Ik weet dat ze nu de link gaat leggen. De radertjes in haar hoofd zie ik hard werken. En dan vraagt ze: “Zijn die kinderen nu dood?” Ik wist dat die vraag ging komen. Botsen, dat deed de mama van een vriendinnetje ook. Dus ze weet wat de gevolgen kunnen zijn. Zo klein als ze is. Ik knik. “Ja, heel veel kinderen zijn dood gegaan…” fluister ik met tranen in mijn ogen. Dunya heeft ook tranen in haar ogen. “Dat is heel erg!” roept ze geschrokken. “Ja” zeg ik. “Dat is heel erg”. We eten rustig verder. Allebei in gedachten bij die vreselijke gebeurtenis. “Zaten er alleen kindjes in de bus? Geen mama’s?” vraagt ze dan. Ik denk even na. “Volgens mij geen mama’s. Wel meesters en juffen. En heel veel kinderen…” Dunya vraagt of de meesters en juffen ook dood zijn. “Ja, de meesters en juffen ook. En er zijn heel veel kinderen in het ziekenhuis…” vertel ik. “Maar dan hebben die papa’s en mama’s geen kindjes meer!” roept Dunya opeens uit. Ze kijkt me aan. Ondanks dat ze weet dat ze gelijk heeft, hoopt ze op een ander antwoord. Maar ik kan alleen maar knikken. “Oooh!” zegt ze verdrietig. “Dat is wel heel zielig voor die papa’s en mama’s!”

Als ik haar even later naar bed breng hou ik haar nog even stevig vast. Wij hebben elkaar nog! Nog geen half jaar geleden besefte ik ineens dat dat niet vanzelfsprekend is. Toen de mama van een ander klein meisje omkwam bij een ongeluk. Dat heeft me niet meer losgelaten. Dunya ook niet. Meer dan ooit besef ik dat we onze tijd samen goed moeten besteden. Eruit halen wat erin zit. Van elkaar genieten. Tegelijkertijd waakzaam zijn dat ik haar niet teveel ga beschermen. Dit soort ongelukken zijn vreselijk. Maar ik kan er niet voor zorgen dat haar niks zal overkomen. Het enige wat ik kan doen is nu de juiste keuzes maken. Kiezen voor haar en voor mezelf. Zoveel mogelijk tijd samen doorbrengen. En goed voor mezelf zorgen, zodat Dunya een mama heeft die energie en aandacht voor haar heeft. Dat is een moeilijke opgave. Het lukt natuurlijk niet altijd. Maar het mag nooit meer andersom worden. Dat ze meestal een gespannen moeder thuis heeft. Die tijd heb ik achter me gelaten. Ik ben op de goeie weg met het zoeken naar een baan waar we allebei blij van worden.

Dunya heeft de eerste dagen erna niet meer over het busongeluk gepraat. Maar ik weet zeker dat er een moment zal komen dat ze er weer over begint. Ze heeft het ergens opgeslagen en als ze er over wil praten komt ze er wel mee. Ze is slim, dat kleine meisje van me. Dat ik dat goed heb ingeschat merk ik als we Ahoy uitkomen, na een geweldig concert van K3. We zijn in een jubelstemming en ik koop een grote K3 ballon voor Dunya. “Ik wil er twee” zegt ze dan. Ik kijk haar verbaasd aan, dat is niks voor haar om meer te willen als ze zoiets krijgt. Voordat ik iets kan zeggen voegt ze eraan toe: “Ook eentje voor de kinderen in de bus. Die dood zijn gegaan!” Daar staan we op een druk plein, met veel mensen om ons heen. Ik kniel bij haar neer. “Dat is heel lief van je, maar dat hoeft echt niet. Weet je nog dat andere kinderen dat hebben gedaan? Dat is genoeg. Dat je aan ze denkt is al heel lief van je!” Ze legt zich neer bij deze uitleg. Het is goed zoals ze ermee bezig is. Ik weet ook dat ik de dingen die me aangrijpen niet voor haar moet verbergen. Ze voelt aan dat er iets is en ze kan er bang van worden als ze niet weet wat. Bovendien begrijpt Dunya met haar vier jaar veel meer dan ik af en toe denk. 

zondag 18 maart 2012

Een zucht is onzichtbaar....


Mei 2006
Met een schokje besef ik ineens dat ik al een week overtijd ben. Dat is nog nooit gebeurd. Ik twijfel geen moment. Ik weet het heel zeker. Even slaat de paniek toe. Wat nu? Kan ik dit wel? Ik word zenuwachtig. De volgende dag loop ik door de stad en wandel ik de drogist binnen. Een zwangerschapstest. Met een kleur op mijn wangen reken ik af. Deze test gaat mijn leven veranderen. Ik heb het gevoel dat iedereen het ook aan me ziet. De test blijkt positief te zijn, maar dat is geen verrassing. De paniek glijdt van me af. Dit is tenslotte wat ik al die tijd wilde. En wat er ook gebeurt: er groeit een kindje in mij. Ik breng een bezoekje aan mijn huisarts, die vraagt waar ik voor kom. “Ik ben zwanger” lach ik zenuwachtig.

Na ruim elf weken krijg ik mijn eerste echo. Ik ben zenuwachtig. Vanavond krijg ik mijn kindje voor het eerst te zien. Maar op de uitwendige echo is niks te zien en op de inwendige echo is te zien dat er wel iets zit, maar geen kloppend hartje. Ik ben niet eens verbaasd. Eigenlijk had ik dit wel gevoeld, maar ik hoopte zo dat het mijn eigen onzekerheid zou zijn. Dat ik me zou vergissen. De volgende dag zit ik weer bij de huisarts. Ik laat de papieren van het echobureau zien. “Hoe is dit voor jou?” vraagt de dokter. Ik haal mijn schouders op. Ik weet eigenlijk niet wat ik voel. Ik ben wel verdrietig, maar of het al helemaal tot me doorgedrongen is weet ik niet. “Jammer…” zeg ik. Op dat moment breek ik. De emoties die ik gister miste komen nu alsnog. Ik fiets naar huis en bel een vriendin. Daarna bel ik mijn werk, dat ik niet meer terugkom vandaag. Ik had gezegd dat ik even naar de dokter ging en dan terug zou komen. Maar dat gaat niet.

De rest van de dag is het veel huilen en de dagen erna krabbel ik langzaam weer op. Tot het moment dat ik in het ziekenhuis word opgenomen voor de curettage. Ik lig in bed te wachten en te wachten. Af en toe slaap ik wat. Als ik wakker word zit mijn vriend steeds aan mijn bed. Wat er ook gebeurd is en wat er ook nog gaat gebeuren: op dit moment is hij er voor me en daar ben ik oneindig blij mee. Als ik naar de OK wordt gebracht en afscheid moet nemen schiet ik vol. Ik blijf maar huilen en de mensen in de OK zijn ontzettend lief voor me. Ook dat vergeet ik nooit meer. Iemand aait over mijn hoofd, een ander streelt mijn hand. Natuurlijk, het kindje in me leeft niet, natuurlijk, het moet eruit. Maar dit is dan toch echt het moment dat het definitief wordt. Wat een verdriet. Daar had ik helemaal niet meer op gerekend. Ik dacht: dit doen we even. Maar zo was het niet. Ik krijg een doorzichtig kapje op mijn gezicht voor wat zuurstof. Als ik wakker word ben ik in de uitslaapkamer. Opnieuw tranen. En als mijn vriend me komt ophalen, huil ik opnieuw. Dan is het op.

Na een poosje koop ik een mooie doos. Er verdwijnen wat spulletjes in. De foto’s van de echo, waar niks op staat, maar die ik niet kan weggooien. De babykleertjes die ik al had. De kaarten van vriendinnen. De e-mails die ik heb gekregen, toen ik zwanger was en toen ik liet weten dat het niet goed was. Ik schrijf een stukje op mijn weblog en begin met het gedichtje uit het boek “Jij bent de liefste”.

“Een zucht is onzichtbaar
Net als de wind
De nacht is onzichtbaar
Als de dag begint.
Onzichtbaar zijn de dingen
Die ik kwijt ben
Die ik nooit meer vind
Maar met mijn ogen dicht
Zie ik alles wat mijn hoofd verzint.”

De reacties op dit logje zijn fantastisch. Van bekenden en van onbekenden. Wat fijn dat mensen op dit moment zo meeleven.

Af en toe doe ik de doos weer open, om nog eens te kijken, te lezen. Elke keer merk ik dat het iets beter gaat.
Een half jaar later lig ik weer op de tafel van het echocentrum. Ik ben negen weken zwanger. Mijn hart gaat tekeer. Ik durf nergens op te hopen, heb mijn gevoel dat het deze keer echt wel goed zit, heel diep weggestopt. Maar als ik opeens een baby’tje zie op het scherm met alles erop en eraan, ben ik verbijsterd. Ongelooflijk! Niks donker, leeg scherm, maar ik zie gewoon een minibaby’tje. De angst diep in mij brokkelt langzaam af. En dan begint het genieten. Ik denk nog wel eens aan dat kindje dat geen kans heeft gekregen, dat verdriet gaat nooit helemaal weg. Maar als ik een jaar na mijn miskraam Dunya in mijn armen houd kan ik niet anders dan er vrede mee hebben. En dan komt er een heel ander gedichtje in me op:

“Ik zoek een woord
Een heel nieuw woord
Een woord dat niemand kent
Ik zoek een woord
Dat zeggen wil
Dat jij de liefste bent…”

vrijdag 2 maart 2012

Een nieuwe wasmachine en een geschaafde neus


“Wij krijgen een nieuwe wasmachine!” roept Dunya enthousiast tegen de buurman die net thuis komt. Het is het hoogtepunt van de dag. Dolblij staat ze te dansen in de gang. Hoera! Daar komt de wasmachine aan. De twee bezorgers wuiven mijn verontschuldigingen dat we zo hoog wonen, weg. Natuurlijk kan ik daar niks aan doen, maar ik vond het wel aardig om te zeggen... Leuke jongens trouwens. Dat vindt Dunya ook. Het verdriet van vanochtend is even vergeten.

Het begon zo goed deze zaterdag. Eindelijk was voor het Marnix ook de vakantie voorbij en Dunya verheugde zich erop om weer naar zwemles te gaan. We waren op tijd in het zwembad voor de Orka’s en Dunya deed het zo goed dat ze een paar keer een oefening voor mocht doen. Supertrots zat ik boven voor het raam te glunderen en stak ik mijn duim op, want ze keek natuurlijk meteen omhoog. Ook zij stak haar duim op, want ze mag best trots zijn op zichzelf!
Na het aankleden en de tosti boven in het café, ging ze heel makkelijk mee naar buiten. Helaas, eenmaal buiten ging er een knop om en rende ze weg. Het is een kind met een sterke eigen wil en dat is voor mij zowel een geruststelling als een zorg af en toe. Ze is niet zo gevoelig voor wat ik wil en gaat graag haar eigen gang. Ik vind dat een goed teken, want ze laat niet over zich heen lopen. Toch is het voor mij ook wel eens lastig. In dit soort situaties weet ik even niet wat ik moet doen. Achter haar aan rennen is geen optie. Dan wordt het een spelletje en dat is veel te gevaarlijk op deze plek. Bovendien zinloos, want Dunya is toch sneller dan ik. Als ik haar er op wijs dat we niet naar jazz dance gaan als ze niet bij mij komt, lijkt ze daar wel gevoelig voor te zijn. Ze rent mijn kant op en dan… valt ze voorover op de stoep. Ik laat alles vallen en ga snel naar haar toe. Ze is erg verdrietig. “Waar heb je pijn?” vraag ik als we terug naar binnen gaan. “Mijn neus en mijn knie!” huilt ze. Ik kijk verschrikt naar haar neus. Tja, inderdaad. Dat is een flinke schaafwond. Ik probeer het met een nat doekje schoon te maken, maar dat doet natuurlijk erg pijn. De komende week zullen we nog wel veel reacties krijgen op haar geschaafde neus.

Ondanks dat ze  pijn heeft, wil ze toch naar jazz dance. Ik vind het wat veel, zeker als ze moe is en ook nog gevallen is. Ik probeer haar te overtuigen dat we beter thuis kunnen blijven, maar ze wil zo graag dat ik het haar niet wil ontnemen. Wel duidelijke afspraken maken. “Na jazz dance moeten we meteen naar huis, want dan komt de nieuwe wasmachine!” Dunya knikt. “Dus, na het dansen: direct aankleden en naar huis!” herhaal ik nog maar eens stellig. Ze begrijpt het. En dat gaat heel goed. “Wat krijg je als je goed geluisterd hebt?” vraag ik zoals gewoonlijk. “Chocola” zegt ze verheugd. Hmm, ja dat krijgt ze ook. Maar dat bedoel ik eigenlijk niet. “Dikke duim!” doen we altijd op de fiets. En dan raken onze duimen elkaar aan. Een soort “High five” maar dan met de duimen.

De aardige bezorgers blijken handige monteurs te zijn. De manier waarop de wasmachine en de droger aangesloten zijn, blijkt niet veilig. Ze zijn dus wel een tijdje bezig met alles in orde maken. En dat allemaal voor niks. Dunya vindt de nieuwe wasmachine erg mooi. “Wow!” roept ze steeds. Elke keer gaat ze terug naar de badkamer om te kijken. “Dit is Loebas!” deelt ze de jongens mee terwijl ze mijn knuffelhond meesjouwt. Ze zegt er niet bij dat dat mama’s knuffel is, wat ze normaal gesproken wel doet. Gevoel voor tact, dat kleine meisje van me.
De volgende dag laad ik de wasmachine vol en roep ik haar: “Kijk Dunya, ik zet de wasmachine aan!”. Ze komt kijken en zegt weer: “Wow!” . Dan vraagt ze: “Waar is de kruk?” en ze rent weg. Verbaasd ga ik kijken wat ze doet. Dan komt ze alweer terug met een krukje. Ik moet aan de kant en ze gaat op het krukje voor de wasmachine zitten. Er knipperen lampjes en hij piept als ie begint. Een soort kermisattractie in de badkamer. In de handleiding heb ik gelezen dat ik kinderslot kan inschakelen en dat doe ik ook, maar wel zo dat zij het niet ziet. Want voor Dunya geldt: Eén keer zien is de volgende keer zelf doen. Als het haar uitkomt natuurlijk…

Op zoek naar een eigen identiteit

De geboorte van Dunya's zusje wordt gevierd  met beschuit met muisjes op school. Inschrijven middelbare school “U kom...